dinsdag 23 juni 2020

En dat is 100! en dus taart

Lieve vrienden, 

Het is zover. 
Dit is mijn HONDERDSTE Lariekoekje. Zal ik ze voortaan maar Plaisanterietjes noemen? 
Nee, dan want dan moeten we weer een nieuwe blognaam aanvragen en dat kost weer geld. 

Maar we gaan we het vieren. 
We halen taart en we drinken een bubbeltje erbij. 
Taart? Ja, taart. 

Wij zijn dol op taart en dat is ons aan te zien. Ons probleem toch? 

Toen ik de eerste keer borstkanker had, haalden we na iedere behandeling een moorkop. Om het te vieren. Als ik nu weer, na voor de tweede keer met die rotziekte in aanraking geweest te zijn, voor de jaarlijkse controle geweest ben, gaan we vanuit het AvL rechtstreeks naar de banketbakker. 

Het is een vorm van troost. 
Een van mijn schildervriendinnen zei ooit: “Troost is moedermelk. Vet en zoet”. Klinkt onsmakelijk, maar er zit wel een kern van waarheid in. 

Dus taart. 
Mijn hele leven eet ik op zaterdagavond een taartje bij de koffie. Thuis bij mijn vader en moeder, tijdens ons huwelijk. Gewoon zaterdag, taartdag. Gehakt lusten we niet. Dus die woensdag rommelen we maar wat. Ook als ik weer eens aan de lijn moest, toch taart op zaterdag. Van één taartje in de week word je namelijk niet vet. 

Maar ja, er is zoveel te vieren hè. We zijn bofkonten. 
Het leven heeft ons geleerd, te vieren wat er te vieren valt. Nou, veul, dit jaar. Vele kroonjaren mogen hopelijk dit jaar gevierd gaan worden. 

En dan nu de hamvraag. 
Rie, wat is jouw lievelingstaart? 
Nou, ik had er een paar. 

Samen met mijn moeder at ik altijd een moccaglacee. Als ik aan mijn moeder denk, zie ik haar in een roze met grijs geruite rok, daarop een grijze fluwelen blazer, met een roze corsage op de revers. Haar prachtige rode haar keurig gekapt. Stapte ze uit haar auto en pakte ze een doosje, formaat twee taartjes, uit de achterbak. En klik, klak, trippelde haar elegante hooggehakte schoentjes naar mijn voordeur. Deze taartjes zijn nergens meer te koop. 

Voor mijn zus haalde ik een walnotenschuimgebakje. Na haar overlijden, griezel ik van deze taartjes. Als troost eet ik graag een moorkop (vet en zoet, maar de minste calorieën) 

Maar met mijn gezin, eet ik in de winter een turcotaartje (dit is niet racistisch, want gewoon hazelnoot/mokka schuim met slagroom en geen gestampte Turken) 
En nu in de zomer een stukje aardbeienslof. 

Heerlijk!!!!! Niet van de super of de broodbakker hoor, want als je het verschil niet proeft tussen taart van de super of van de banketbakker, dan hou je geld over. 
Het is de calorieën niet waard mensen, koek en gebak van de super! Niet te hachelen. Koek en gebak komen van de banketbakker. 

Nee, een echte aardbeienslof komt van de goede banketbakker in Beverwijk. 
Hoezo Beverwijk? 
Nou, de aardbei is het symbool van deze stad, waar wij wonen. Vroeger werden hier vooral aardbeien geteeld. 

In onze winkelstraat was een grote groenteveiling. 
De karren van de tuinders werden in de winkelstraat het veilinggebouw ingereden en nadat de zomerkoninkjes geveild waren, gingen ze aan de achterkant weer naar buiten om verder vervoerd te worden. Ik ruik de geur nog, daar in de zomer. 

Zoals ik eerder schreef, geuren brengen je terug naar een plaats of gebeurtenis. De geur van aardbeien hoort voor mij bij Beverwijk. Vakanties in mijn kindertijd. Zorgeloos geluk. 

En bij zorgeloos geluk hoort het vieren van een feestje. 
En bij het vieren van een feestje? Juist!!!!

Taartjes en bubbels. 

Het is zomer. Het is heerlijk weer en vandaag schrijf ik mijn honderdste Lariekoekje. 

Lariekoek? Nee, aardbeienslof!
En echte bubbels. Bij feest een must. 
Een Moëtje zal ik maar zeggen. 

Proost! 

Met groeten uit Beverwijk, 

Rietje Stelder 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten