Lieve vrienden,
Ich hab noch einen Koffer in Berlin
Der bleibt auch dort un das hat einen Sinn
Auf diese Weise lohnt sich die
Reise
Denn wenn ich Sehnsucht hab’
Dann fahr ich wieder hin......
Opeens schoot mij deze tekst van het liedje van Marlène Dietrich in gedachten, toen ik terugdacht aan de jaren waarin ik uit een koffer leefde.
In de logeerkamer van onze flat lagen altijd twee koffers, open op de grond.
In de beide koffers zaten standaard toiletspullen, slippers, een föhn, reiswekkertje, een nachthemd, slipjes, panty’s, een schone uniformblouse, zonnebrandcrème, badkleding en een warme trui. Op deze manier had ik mijn basisspullen altijd al ingepakt.
Als ik dan mijn indeling voor een vlucht ontving (dat ging toen nog per briefkaart) dan hoefde ik alleen nog maar de schone spullen voor de betreffende bestemming in te pakken. De kleine koffer was voor een korte reis, de grote voor een lange reis.
Bij de langste reis was ik drie weken weg. De kortste duurde één overnachting.
Ook waren er vluchten, waarbij ik ‘s morgens vertrok en ‘s middags weer terug was. Dan had ik alleen een klein koffertje bij me.
De koffers van de bemanning waren vierkant en van hout, bekleed met kunstleer.
Zonder iets erin, waren ze al zwaar. Wieltjes hadden ze niet, maar omdat ze vierkant waren ging er erg veel bagage in. Een koffer paste precies in mijn autootje.
In die tijd heb ik me toch wat afgesleept met zware dingen. Niet te geloven. De koffers plaatste je in het bemanningscentrum op een kar, waar de bestemming van de vlucht opstond. Daarna hadden we een briefing en liepen we naar het vliegtuig.
Aan boord checken of alles in orde was, koffie klaarzetten en citroenen snijden. Zakjes in de theepotten en een bak met drank en ijsblokjes klaarzetten.
Waarom we in vredesnaam altijd die citroen moesten snijden is me vandaag de dag nog een raadsel. En dan kwamen de passagiers. Wij hadden het hoedje op en handschoenen aan en de glimlach opgezet, koppijn of niet.
Dat alles was nog voor vertrek.
En dan mochten de deuren dicht en de glijbanen vastgemaakt.
Een poosje taxiën en de vlucht begon. Drankjes, maaltijden, afruimen, praatje maken, taxfree verkoop, en de landing kon weer ingezet worden. Taxiën, parkeren, glijbanen los en deur open. En in de tijd tussen deuren dicht en weer open gebeurde de meest bijzondere dingen, terwijl je deed wat je altijd deed. Grote en kleine avonturen.
Op de plaats van bestemming wachtten we op onze eigen vertrouwde koffer.
Met deze koffer werden we naar een schitterend hotel gebracht en daar werd de koffer op de kamer afgeleverd.
En gek hè, op het moment dat ik, zo ver weg, de koffer opendeed, rook ik thuis. Mijn eigen wasmiddel, spullen, gewoon alles wat bij mij hoorde.
In de tijd waarin ver nog echt ver was, zonder mobiel en je een telefoongesprek met thuis nog aan moest vragen bij de centrale, was mijn koffer mijn enige houvast. Mijn alles. Mijn thuis, ver weg.
Dus de tekst van het liedje van Marlène, hoorde ik zo dikwijls in mijn hoofd.
Niet vanwege Berlin, maar vanwege de Sehnsucht. Maar ook wist ik dat thuis toch altijd een beetje bij me was. In mijn koffer.
En wat er tussen deuren dicht en weer open, gebeurde, daar kan ik jullie nog uren over vertellen. Misschien doe ik dat wel.
Een beetje op vakantie terwijl je mijn lariekoekje leest.
Met hartelijke groet,
Rietje
Geen opmerkingen:
Een reactie posten