Lieve vrienden,
Als puber was ik niet echt brutaal. Ik had dan wel een echt Amsterdams taalgebruik, maar deed geen brutale dingen.
Mijn zus was van een heel ander kaliber. Ze was natuurlijk ouder en heel anders opgegroeid dan ik. Toen ik puber was, was zij al in de twintig. Haar kattenkwaad fluisterde ze mij in en ze spoorde me aan, om dat ook te doen. Zij was een pester. Naar iedereen en vooral naar mij. Een watje zou ze me nu noemen.
Ik stond al snel te huilen, als iemand gepest werd en zelf was ik ook vaak de pineut.
Vandaag is het 1 mei (voor de lezers gisteren).
Het was vroeger een datum, die ik met angst en beven tegemoetzag.
Want 1 mei, rokkentillerij.
Vreselijk, ach wat vond ik dat erg. De jongens liepen achter de meisjes aan en probeerden je rok op te tillen en naar je onderbroek te kijken. Vele tranen hebben die acties mij doen plengen, want ik had geen lange broeken en ik dacht er ook niet aan dat dat misschien een oplossing voor het probleem was. Gekleed in lange broek, viel er natuurlijk niets op te tillen.
Dus trok ik op die dag in ieder geval voor de zekerheid een mooie onderbroek aan. Maar ook daarmee werd ik dan weer gepest. Pesten. Ik haatte het. Nog steeds.
Ik vergeet nooit, dat we op de middelbare school tijdens een geschiedenisles, een voor een, kruipend de klas uit zijn gegaan. De leraar was jarig en in plaats van les te geven, vertoonde hij een film. Het was stikdonker in het lokaal, dus kropen we allemaal zachtjes naar de gang.
Na afloop van de “les” bleek, dat hij de hele prullenbak voor ons gevuld had staan met repen. Na 55 jaar zie ik het beeld nog voor me en kan ik zo weer huilen. Dat deed ik toen ook hoor, van schaamte. Vreselijk.
Minder erg vond ik het, toen ik nadat mijn zus mij ertoe aangezet had, aan de slager vroeg: “Slager, heeft u varkenspootjes?” “Ja”, was zijn antwoord. Waarop ik na een por van mijn zus zei:
“Ik dacht al, wat loopt u raar”.
Onder luid gelach van de andere klanten, verlieten zus en ik de winkel. Wat voelde ik me stoer. Ik had het gedaan. Gedurfd!
Later begreep ik dat het een veelgemaakte Amsterdamse grap was.
De jaren erna durfde ik veel meer en heb ik nog heel wat afgelachen. Vooral met mijn collega en beste vriend. Huilend van het lachen zijn we over de stoep van de Kalverstraat gerold. Maar dat was om de grappen die we uithaalden en de Amsterdamse humor in de zaak.
Humor verbroedert, vrienden met hetzelfde gevoel voor humor zijn de beste.
Maar pesten? Echt niet. Nooit!
Oh ja, na het schrijven van dit stukje zijn we even naar Amsterdam gereden. De slager met de varkenspootjes is er nog steeds. Even erlangs en weer naar huis. Lekker hoor!
Met hoopvolle groet,
Rietje Stelder
Geen opmerkingen:
Een reactie posten