Lieve vrienden,
Herinneringen.
In flarden komen ze voorbij.
November.
Was het nou in november dat de kolenboer kwam?
Ik weet het niet meer.
Zwarte mannen met roetvegen. Of eigenlijk een zwart waas over zich heen. Met lichte huidkleurige straaltjes van het zweet.
Nee, ze kwamen niet uit Spanje.
Op de zolderverdieping, vierhoog, was het kolenhok.
Ze liepen met zware zakken trap op, trap af.
Hun hoofden bedekt met een doek of een strakzittend petje.
Hun kiel met lederen schouderstukken, glanzend van de vette kolen.
Het roet stoof onder de deur van het trapportaal door.
Maar warm zou het worden. Deurtje open, poken. Antraciet kolen.
Tweetjes, zei vader.
Worteldoek met salamander, boven de schoorsteenmantel.
In de zomer werden ijsstaven voor in de ijskast gebracht.
Een soort stoepranden van ijs.
Witte mannen, met lederen mouwen, om te beschermen tegen de kou.
Een soort pannenlappen andersom.
Een buurjongen uit het grote gezin van driehoog, joeg me de stuipen op het lijf met een fil d’ecosse kous over z’n hoofd. Neus platgedrukt.
Nannie heette z’n zuster. Het waren haar kousen.
Verder had hij alleen broers.
Zondagse vanillepudding met hagelslag bestrooid.
Oh, zuur...ruik eens, zei mijn zus.
Hagelslag in m’n ogen, pudding op de grond. Rotmeid!
Arme moeder. Ik zag door mijn tranen, haar tranen.
Van het lachen? Het zal toch niet?
Het zou wel kunnen.
Een stuk sigaar aan het deksel van de soeppan leek een stuk vlees.
Een hebberige nicht werd er erg misselijk van.
Uit het raam hangend korfballen kijken. Roda, geloof ik.
Vader was naar de voetbal met zijn broer.
Vijf cent versnoepen.
Stroopsoldaatje, zwart op wit, zuurbal.
Oma met haar tasje.
Zakdoekje, 4711 in flesje met gouden dopje, kerkboek met goudwerk.
De straatventers: Hazen en konijnenvellen!!!!
Uitjes in de wijnazijn, komkommer een centje maar.
Griezels, die mannen.
Vasco da Gamastraat.
Met hoopvolle groet en blijf gezond,
Rietje
Geen opmerkingen:
Een reactie posten