Lieve vrienden,
Vorig jaar was ik samen met manlief enkele dagen in Leuvenum.
In een wonderschoon hotel op de Veluwe.
Het hotel ligt verscholen in het bos. De naam is het Roode Koper, gebouwd in 1912 als buitenverblijf van de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië.
Met mijn ouders en familie, ging ik daar als kind theedrinken op zondagmiddag.
In de zomer gingen we er op een zonnige dag ook vaak heen. Een chique toestand, herinner ik mij. Met grote houten fauteuils met dikke kussens, op het grasveld in de schaduw van de bomen.
Thee met cake... heerlijk.
Ik was in die tijd dikwijls opstandig en baldadig.
In een klierige bui, kondigde ik in plat Amsterdams, mijn toiletbezoek luidkeels aan.
De andere dames en heren op het terras waren duidelijk geshockeerd, door mijn taalgebruik. Ik vond het wel leuk. Mijn ouders niet.
We vertrokken terwijl zij het schaamrood op de kaken hadden.
Dit verhaal vertelden zij dan wel weer in geuren en kleuren op feesten en partijen. Ik wist wel dat ik iets verkeerds gedaan had, maar hoe naar dat was, zag ik pas vorig jaar, toen we daar meerdere nachten verbleven.
Niet dat er geen schreeuwende kinderen waren, integendeel.
Maar mijn geest was toch volwassen geworden.
Omdat we langer bleven dan gewoonlijk, verkenden wij de buurt met de auto.
Op de laatste dag, reden we door Uddel.
Een plaats, gelegen tegen Leuvenum aan.
Een keurig dorp, met fraaie huizen. De omgeving is ook al zo prachtig.
Tot mijn verbazing zag ik jonge dames fietsen met donkerblauwe plooirokken, grijs pullovertje, zwarte kousen en keurige schoenen. Plotseling waanden we ons in een andere wereld.
We zochten naar Mennorode, een oord waar kennisjes van mij een cursus volgden. Daarvoor reden we een landweg af en het werd steeds landelijker.
Aan het begin van de weg waren jochies aan het stoepranden met een bal. Modern geklede jochies.
Hoe verder we kwamen, hoe keuriger het werd. Een mooie plek, maar voor ons veel te keurig. Wij waren in een andere wereld terecht gekomen.
Een wereld die niet de onze was.
Terug in het dorp gingen wij een antiekzaak binnen. Achter een gordijn vandaan, stond een dame met een poetsdoek in de hand. Keurig.
Een lange wijde rok, zwarte kousen, zwart jasje en haar lange grijze haar in een losse knot gestoken. Haar eerste ziekenfondsbrilletje deed nog dagelijks dienst.
Zij hielp ons keurig en verpakte een zilveren suikerstrooier en een waterkan met zilveren rand in een krant. Tsja, het mocht wat kosten...
Mijn aanwinsten zouden niet misstaan op mijn mooi gedekte kersttafel.
Ze kregen een plekje in huis en tijdens het Kerstdiner kwam de kan op tafel te staan.
Tot hilariteit van de gasten, kwam er bij iedere schenkpoging, een plons water naast de glazen terecht. Ach ja, Uddels water. Uit een keurige kan, met een keurige plons.
Ik hoop er nog lang van te genieten en mijn gedachten terug te laten gaan naar het mooie dorp op de Veluwe. Uddel....grenzend aan het Leuvenumse bos, waarin verborgen voor de buitenwereld een prachtig hotel ligt, waar wij vast nog wel eens teruggaan.
Met hartelijke groet,
Rietje
Geen opmerkingen:
Een reactie posten