Lieve vrienden,
Omdat ik een lijstje heb van de Jordanese telefoon-spellingswoorden, wil ik proberen een verhaaltje te schrijven met deze woorden. Ik hoop dat het een beetje te begrijpen is.
~ABC~
Toen ik nog een klein meisje was, mocht ik een nachtje blijven slapen bij de tantes.
Ze hadden een plekje voor me gemaakt in het *Alkoof.
Gelukkig was de *Boldootkar net geweest, want er hing altijd een Gore lucht.
Wij hadden thuis gewoon een wc, die aangesloten was op het riool. Op de tafel lag een *Casavie, dat mijn vader neergelegd had voor een chocolaatje bij de thee.
Door het raam zag ik een drijfsijs op de walkant van de gracht zitten. *Emmes vond ik dat.
Op de hoek stond een groep jonge mannen bij elkaar.
De tantes zeiden, dat het *Falderappes was. Maar volgens mij waren ze ook best *Goochem. Mij leken ze in ieder geval leuk.
Ze hadden voor een *Habbekrats een motorfiets op de kop getikt en hun moeders werden er helemaal *Ibbel van.
Dat geronk, wanneer ze de gashendel opendraaiden, maakte te veel kabaal en het stonk ook naar de uitlaatgassen.
Een van de jongens zou ik nog steeds herkennen, want hij had een *Joekel van een bult op z’n *Kanis. Hij zag er gluiperig uit en leek mij een echte *Linkmiegel.
Er viel flink wat *Majem uit de lucht en ze gingen maar eens kijken of ze ergens konden schuilen. Maar er was helemaal geen plek voor de groep jongens.
Na het opknappen van de motorfiets hadden ze ook nog eens geen cent te makken. Helemaal *Noppes.
Toen ze een plek vonden in een portiek werd ze te kennen gegeven, dat ze weg moesten wezen. *Opzouten jongens!
In de verte kwam de orgeldraaier aangelopen.
Het was vandaag geen weer voor z’n *Pierement.
Die orgelman was een echte *Querido, zulke mooie verhalen kon hij vertellen.
Met name over de dansende mensen rond z’n draaiorgel, met daartussen toch af en toe een *Rauser. Dan hoopte hij altijd op een goede afloop en zette het nummer: Oh *Sabberiejosia, maar weer eens in.
Dan was het gauw weer een dolle boel rond het orgel. Links om, rechtsom....
Als hij weer thuiskwam, werd de orgelman altijd een beetje droevig van het zootje *Tinnef, dat bij hem in huis stond.
Nee, een vetpot was het niet voor de orgeldraaier.
Maar omdat hij in z’n *Uppie was, redde hij het net. Zolang hij maar genoeg kolen voor z’n *Vonkert kon kopen, dan hoefde hij niemand een *Watjekouw te verkopen om met z’n *X-baanders bij het vuurtje te zitten en kon hij zonder *IJlie te maken, zeggen dat hij met de koop van de vonkert geen * Zeperd had gehaald.
Toen ik dit hele verhaal had verzonnen, zei ik tegen de tantes, dat ik toch wel graag bij m’n vader en moeder wilde slapen. Gewoon in m’n eigen opklapbed, dat verstopt stond achter het gordijn van gele dobby stof.
De tantes, die wisten dat er anders geen land met me te bezeilen zou zijn, brachten me met de tram naar huis. Daar kregen ze een lekker kopje thee met een stukje boterkoek, die mijn moeder net gebakken had.
Toen ik al in mijn eigen bedje lag, liet mijn vader een taxi komen voor z’n zusters.
Ik weet zeker, dat ze onderweg nog wel wat na gebabbeld hebben over dat kleine loeder, dat zonder ergens meer weet van te hebben, sliep als een roos in haar viyella pyjamaatje.
Hebben jullie het kunnen volgen?
Zo niet, dan stuur ik met plezier een woordenlijst op.
Met hartelijke groet,
Rietje
Geen opmerkingen:
Een reactie posten