zondag 29 maart 2020

Lorre

Lieve vrienden, 

Onze papegaai, Lorre, kon zingen, fluiten, mopperen en praten. 
Hij rook ook van alles, of herkende het geluid van eten klaarmaken. 
Als mijn moeder aardappelen ging schillen, stopte hij met het oefenen van z’n toonladders en riep hij: “Lorre happie, lekker hè, Lorre happie”. 

Dat bleef hij herhalen, totdat hij na het eten een prakje op een bord op tafel voorgeschoteld kreeg. Niet echt hygiënisch, maar ach, bij ons thuis kon alles....

Omdat ik de enige was, die met Lorre overweg kon en hij mijn familieleden aanvloog, werd hij op een kleerhangertje van de volièredeur naar de tafel getransporteerd. 
Al spetterend en smakkend at hij het prakje op en rende daarna nog op de familieleden af, om ze te bijten. 
Als ik het welletjes vond, hield ik hem het kleerhangertje voor, hij stapte erop en ik bracht hem naar de kooi. Deur dicht, laken erover, rust in de tent. 
Soms deed ik overdag spelletjes met hem. Koprol, doodliggen.... Circus Renz was er niks bij. 

We begrepen nu echter wel waarom de kameraad van mijn vader de gevleugelde terrorist zat was. 

Bij mij thuis kookten mijn moeder en ik vaak samen. Zij de Hollandse pot, ik de aparte gerechten. We hadden een nieuw recept uit een damesblad ontdekt. 
Na het meerdere keren bereid en aangepast te hebben, werd het een groot succes bij ons op tafel. 

Kip gebraden in de oven met een saus van sinaasappelsap, mangochutney en geroosterde amandelen. Op de kip lagen uitgebakken plakjes bacon en gebakken uienringen. Het smaakte werkelijk hemels. 

Nu moet u weten, dat alles met de hand gemaakt en zelf bereid was. Mijn moeder verdeelde de hele kippen in stukken, de sinaasappels werden geperst met zo een glazen persje, de amandelen werden geblancheerd, ontveld en geroosterd. De bacon en de uien uitgebakken. Alleen de mangochutney kwam uit een potje van de winkel, waar ze dat toen al verkochten. 
Het geheel ging in de oven en we aten er gekookte rijst of aardappelpuree bij. 

Op een zondagavond, misschien wel met Pasen of een andere feestdag hadden mijn ouders de familie uitgenodigd om te komen eten. Zo konden de tantes het kipgerecht dat ik bereid had ook eens proeven. 

De hele dag stond ik in de keuken. Ik denk dat ik een jaar of twaalf, dertien was. 
Het was enorm veel werk, maar daar had ik toen nog niet zoveel erg in. 
De grote braadslede met de kipschotel, was voorbereid en hoefde alleen nog de oven in. 

Toen de tantes een borreltje dronken werd de oven aangezet. 
De tafel was al mooi gedekt met het damast en het zilver. Spullen hadden we wel. 

De geur van de gebraden kip drong nog maar net door tot de kamer of Lorre begon te zeuren: “Lorre Happie, lekker hè”. 
Aan een stuk door......

We gingen aan tafel en de tantes in de zondagse japonnen, mochten als eersten opscheppen uit de schotel met het heerlijk geurende kipgerecht. 

Het werd Lorre teveel. 
Na vele keren om een happie gesmeekt te hebben, nam hij zelf het initiatief. Hij sloeg z’n vleugels uit, klapwiekte over het permanentje van m’n , net op tijd ineengedoken tante heen en landde in de schaal met kip en saus. 

Al mompelend en spetterend, stapte hij als een veldheer door de saus, terwijl de vette spetters de japonnen van mijn moeder en mijn tantes bevlekten. 

Eerst heb ik meegelachen, toen gehuild en nadat we gered hadden wat er te redden viel aan de kleding en het meubilair, hebben we nog een happie voor de tantes en onszelf gemaakt. 

Die avond besloten we, om een ander kosthuis voor Lorre te zoeken. 

Lorre, ik droom nog wel eens van hem als ik zwaar getafeld heb, sprak Wim Sonneveld ooit. 

Een hoopvolle groet, 

Rietje Stelder

Geen opmerkingen:

Een reactie posten